tellement(zo)roux m,rousse v(rossig,van haar)comparer(vergelijken)gagner(winnen)élevé(e)(hoog,van prijs)le bijou, lesbijoux (hetsieraad/desieraden)blanc m,blanche v(wit)en soldes(in deuitverkoop)souvent(vaak)dépenser(uitgeven)mince(slank)lacicatrice(hetlitteken)partout(overal)économiserpour(sparenvoor)vert(e)(groen)la montre(hethorloge)le portable(hetmobieltje)l’argent depoche m(hetzakgeld)maintenant(nu)ressemblerà (lijkenop)serré(e)(nauw)noir(e)(zwart)acheter(kopen)parfois(soms)rouge(rood)quelquechose(iets)bas(se)(laag)tellement(zo)roux m,rousse v(rossig,van haar)comparer(vergelijken)gagner(winnen)élevé(e)(hoog,van prijs)le bijou, lesbijoux (hetsieraad/desieraden)blanc m,blanche v(wit)en soldes(in deuitverkoop)souvent(vaak)dépenser(uitgeven)mince(slank)lacicatrice(hetlitteken)partout(overal)économiserpour(sparenvoor)vert(e)(groen)la montre(hethorloge)le portable(hetmobieltje)l’argent depoche m(hetzakgeld)maintenant(nu)ressemblerà (lijkenop)serré(e)(nauw)noir(e)(zwart)acheter(kopen)parfois(soms)rouge(rood)quelquechose(iets)bas(se)(laag)

classe 3Ha (5.4) - Call List

(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.


1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
  1. tellement (zo)
  2. roux m, rousse v (rossig, van haar)
  3. comparer (vergelijken)
  4. gagner (winnen)
  5. élevé(e) (hoog, van prijs)
  6. le bijou, les bijoux (het sieraad/de sieraden)
  7. blanc m, blanche v (wit)
  8. en soldes (in de uitverkoop)
  9. souvent (vaak)
  10. dépenser (uitgeven)
  11. mince (slank)
  12. la cicatrice (het litteken)
  13. partout (overal)
  14. économiser pour (sparen voor)
  15. vert(e) (groen)
  16. la montre (het horloge)
  17. le portable (het mobieltje)
  18. l’argent de poche m (het zakgeld)
  19. maintenant (nu)
  20. ressembler à (lijken op)
  21. serré(e) (nauw)
  22. noir(e) (zwart)
  23. acheter (kopen)
  24. parfois (soms)
  25. rouge (rood)
  26. quelque chose (iets)
  27. bas(se) (laag)