die Wurzel de wortel Wir standen drei Stunden im Stau. die Buchhaltung de boekhouding staubsaugen stofzuigen der Strand het strand die Beleidigung de belediging Wir müssen den Flug schnell buchen. de entree der Raucher de roker das Vorurteil het vooroordeel Wann fährst du in Urlaub? We stonden drie uur in de file. Werkwoorden (D-N) Das liegt in der Umgebung von Köln. die Essgewohnheiten de eetgewoontes klettern klimmen der Anschluss de verbinding die Beleidigung unterscheiden onderscheiden Waar zullen we in de zomer op vakantie gaan? Warst du schon mal auf diesem Zeltplatz? die Treppe de trap Ich flieg am liebsten mit dem Flugzeug. der Empfang de ontvangst Wann fährst du in Urlaub? Ik ga het liefst met het vliegtuig. Duits Nederlands Wir standen drei Stunden im Stau. die Stadtführung de stadsgids sich be- schweren de zee We moeten de vlucht snel boeken. die Mahlzeit der Aufzug de l ift We liggen op het strand. das Zelt würzig gekruid unhöflich de aanbieding der Raucher einladen uitnodigen laufen lopen das Meer de zee Dat zit in de omgeving van Keulen. das Geflügel het gevogelte braun werden bruin worden buchen boeken ankommen aankomen Ich nehme den Bus. Ik ga met de bus. verbringen doorbrengen Duits Nederlands Daar wilde ik altijd al naartoe! Voorzetsels (D-N) Ik ga met de bus. Duits Nederlands übernachten overnachten Wir gehen zu Fuß. Wij gaan te voet. die Treppe Uitdrukkingen (D-N) over, boven stecken steken Wanneer ga je op vakantie? der Urlaub Diese Stadt ist wirklich sehenswert. Da wollte ich schon immer mal hin. Deze stad is echt de moeite waard. We gaan te voet. scharf pikant der See het meer würzig die Mahlzeit de maaltijd de lift Ich stand direkt neben dem Eingang. unhöflich onbeleefd das Schlüsselbrett het sleutelbord pikant untersuchen onderzoeken abfliegen vertrekken (vliegtuig) Wo wollen wir im Sommer Urlaub machen? zwischen tussen deftig machtig Ben je weleens op deze camping geweest? unter onder der Meeresblick het zeezicht abfahren vertrekken (overige) die Berge de bergen über over, boven Duits Nederlands neben Ik stond direct naast de ingang Ik stond direct naast de ingang. Da wollte ich schon immer mal hin! de boek houding die Wurzel der Brauch de traditie neben naast beleidigen beledigen sich beschweren klagen der Eintritt de entree Wir liegen am Strand. Woorden (D-N) hinter achter die Überraschung de verrassing sich sonnen zonnen die Wurzel de wortel Wir standen drei Stunden im Stau. die Buchhaltung de boekhouding staubsaugen stofzuigen der Strand het strand die Beleidigung de belediging Wir müssen den Flug schnell buchen. de entree der Raucher de roker das Vorurteil het vooroordeel Wann fährst du in Urlaub? We stonden drie uur in de file. Werkwoorden (D-N) Das liegt in der Umgebung von Köln. die Essgewohnheiten de eetgewoontes klettern klimmen der Anschluss de verbinding die Beleidigung unterscheiden onderscheiden Waar zullen we in de zomer op vakantie gaan? Warst du schon mal auf diesem Zeltplatz? die Treppe de trap Ich flieg am liebsten mit dem Flugzeug. der Empfang de ontvangst Wann fährst du in Urlaub? Ik ga het liefst met het vliegtuig. Duits Nederlands Wir standen drei Stunden im Stau. die Stadtführung de stadsgids sich be- schweren de zee We moeten de vlucht snel boeken. die Mahlzeit der Aufzug de l ift We liggen op het strand. das Zelt würzig gekruid unhöflich de aanbieding der Raucher einladen uitnodigen laufen lopen das Meer de zee Dat zit in de omgeving van Keulen. das Geflügel het gevogelte braun werden bruin worden buchen boeken ankommen aankomen Ich nehme den Bus. Ik ga met de bus. verbringen doorbrengen Duits Nederlands Daar wilde ik altijd al naartoe! Voorzetsels (D-N) Ik ga met de bus. Duits Nederlands übernachten overnachten Wir gehen zu Fuß. Wij gaan te voet. die Treppe Uitdrukkingen (D-N) over, boven stecken steken Wanneer ga je op vakantie? der Urlaub Diese Stadt ist wirklich sehenswert. Da wollte ich schon immer mal hin. Deze stad is echt de moeite waard. We gaan te voet. scharf pikant der See het meer würzig die Mahlzeit de maaltijd de lift Ich stand direkt neben dem Eingang. unhöflich onbeleefd das Schlüsselbrett het sleutelbord pikant untersuchen onderzoeken abfliegen vertrekken (vliegtuig) Wo wollen wir im Sommer Urlaub machen? zwischen tussen deftig machtig Ben je weleens op deze camping geweest? unter onder der Meeresblick het zeezicht abfahren vertrekken (overige) die Berge de bergen über over, boven Duits Nederlands neben Ik stond direct naast de ingang Ik stond direct naast de ingang. Da wollte ich schon immer mal hin! de boek houding die Wurzel der Brauch de traditie neben naast beleidigen beledigen sich beschweren klagen der Eintritt de entree Wir liegen am Strand. Woorden (D-N) hinter achter die Überraschung de verrassing sich sonnen zonnen
(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.
die Wurzel de wortel
Wir standen drei Stunden im Stau.
die Buchhaltung de boekhouding
staubsaugen stofzuigen
der Strand het strand
die Beleidigung de belediging
Wir müssen den Flug schnell buchen.
de entree
der Raucher de roker
das Vorurteil het vooroordeel
Wann fährst du in Urlaub?
We stonden drie uur in de file.
Werkwoorden (D-N)
Das liegt in der Umgebung von Köln.
die Essgewohnheiten de eetgewoontes
klettern klimmen
der Anschluss de verbinding
die Beleidigung
unterscheiden onderscheiden
Waar zullen we in de zomer op vakantie gaan?
Warst du schon mal auf diesem Zeltplatz?
die Treppe de trap
Ich flieg am liebsten mit dem Flugzeug.
der Empfang de ontvangst
Wann fährst du in Urlaub?
Ik ga het liefst met het vliegtuig.
Duits Nederlands
Wir standen drei Stunden im Stau.
die Stadtführung de stadsgids
sich be- schweren
de zee
We moeten de vlucht snel boeken.
die Mahlzeit
der Aufzug de lift
We liggen op het strand.
das Zelt
würzig gekruid
unhöflich
de aanbieding
der Raucher
einladen uitnodigen
laufen lopen
das Meer de zee
Dat zit in de omgeving van Keulen.
das Geflügel het gevogelte
braun werden bruin worden
buchen boeken
ankommen aankomen
Ich nehme den Bus. Ik ga met de bus.
verbringen doorbrengen
Duits Nederlands
Daar wilde ik altijd al naartoe!
Voorzetsels (D-N)
Ik ga met de bus.
Duits Nederlands
übernachten overnachten
Wir gehen zu Fuß. Wij gaan te voet.
die Treppe
Uitdrukkingen (D-N)
over, boven
stecken steken
Wanneer ga je op vakantie?
der Urlaub
Diese Stadt ist wirklich sehenswert.
Da wollte ich schon immer mal hin.
Deze stad is echt de moeite waard.
We gaan te voet.
scharf pikant
der See het meer
würzig
die Mahlzeit de maaltijd
de lift
Ich stand direkt neben dem Eingang.
unhöflich onbeleefd
das Schlüsselbrett het sleutelbord
pikant
untersuchen onderzoeken
abfliegen vertrekken (vliegtuig)
Wo wollen wir im Sommer Urlaub machen?
zwischen tussen
deftig machtig
Ben je weleens op deze camping geweest?
unter onder
der Meeresblick het zeezicht
abfahren vertrekken (overige)
die Berge de bergen
über over, boven
Duits Nederlands
neben
Ik stond direct naast de ingang
Ik stond direct naast de ingang.
Da wollte ich schon immer mal hin!
de boek houding
die Wurzel
der Brauch de traditie
neben naast
beleidigen beledigen
sich beschweren klagen
der Eintritt de entree
Wir liegen am Strand.
Woorden (D-N)
hinter achter
die Überraschung de verrassing
sich sonnen zonnen