tueenstationl'écolejullie/uWaargaan jullienaartoe?waarilsdéjàeenschoolunemaisonzij(mannelijkmeervoud)allerjeikIk ganaar ...lemagasinuneécolehetstationWaargaat hijnaartoe?eenwinkelEllesvontoù?Free!alorsaveczij(enkelvoudHij gaatnaar ...Vousallezoù?danmetlagareilellesunmagasinunegarejijvouseenhuisdeschoolhijIl vaà ...ellegaanTu vasoù?Waar gajenaartoe?dewinkelzij(vrouwelijkmeervoud)lamaisonwijhethuisdaarJe vaisà ...(nu)alIl vaoù?noustueenstationl'écolejullie/uWaargaan jullienaartoe?waarilsdéjàeenschoolunemaisonzij(mannelijkmeervoud)allerjeikIk ganaar ...lemagasinuneécolehetstationWaargaat hijnaartoe?eenwinkelEllesvontoù?Free!alorsaveczij(enkelvoudHij gaatnaar ...Vousallezoù?danmetlagareilellesunmagasinunegarejijvouseenhuisdeschoolhijIl vaà ...ellegaanTu vasoù?Waar gajenaartoe?dewinkelzij(vrouwelijkmeervoud)lamaisonwijhethuisdaarJe vaisà ...(nu)alIl vaoù?nous

Woordenschat C2 - Call List

(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.


1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
  1. tu
  2. een station
  3. l'école
  4. jullie/u
  5. Waar gaan jullie naartoe?
  6. waar
  7. ils
  8. déjà
  9. een school
  10. une maison
  11. zij (mannelijk meervoud)
  12. aller
  13. je
  14. ik
  15. Ik ga naar ...
  16. le magasin
  17. une école
  18. het station
  19. Waar gaat hij naartoe?
  20. een winkel
  21. Elles vont où?
  22. Free!
  23. alors
  24. avec
  25. zij (enkelvoud
  26. Hij gaat naar ...
  27. Vous allez où?
  28. dan
  29. met
  30. la gare
  31. il
  32. elles
  33. un magasin
  34. une gare
  35. jij
  36. vous
  37. een huis
  38. de school
  39. hij
  40. Il va à ...
  41. elle
  42. gaan
  43. Tu vas où?
  44. Waar ga je naartoe?
  45. de winkel
  46. zij (vrouwelijk meervoud)
  47. la maison
  48. wij
  49. het huis
  50. daar
  51. Je vais à ...
  52. (nu) al
  53. Il va où?
  54. nous