avec elle Il va où? het huis alors (nu) al là zij (enkelvoud une école Waar gaan jullie naartoe? Waar ga je naartoe? une gare un magasin l'école une maison Free! nous tu een school zij (vrouwelijk meervoud) wij met je déjà ik aller waar Elles vont où? zij (mannelijk meervoud) Tu vas où? hij la maison dan jij il daar Il va à ... gaan jullie/u le magasin een station la gare de winkel Vous allez où? Ik ga naar ... où Waar gaat hij naartoe? ils een winkel vous elles de school het station Hij gaat naar ... Je vais à ... een huis avec elle Il va où? het huis alors (nu) al là zij (enkelvoud une école Waar gaan jullie naartoe? Waar ga je naartoe? une gare un magasin l'école une maison Free! nous tu een school zij (vrouwelijk meervoud) wij met je déjà ik aller waar Elles vont où? zij (mannelijk meervoud) Tu vas où? hij la maison dan jij il daar Il va à ... gaan jullie/u le magasin een station la gare de winkel Vous allez où? Ik ga naar ... où Waar gaat hij naartoe? ils een winkel vous elles de school het station Hij gaat naar ... Je vais à ... een huis
(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.
avec
elle
Il va où?
het huis
alors
(nu) al
là
zij (enkelvoud
une école
Waar gaan jullie naartoe?
Waar ga je naartoe?
une gare
un magasin
l'école
une maison
Free!
nous
tu
een school
zij (vrouwelijk meervoud)
wij
met
je
déjà
ik
aller
waar
Elles vont où?
zij (mannelijk meervoud)
Tu vas où?
hij
la maison
dan
jij
il
daar
Il va à ...
gaan
jullie/u
le magasin
een station
la gare
de winkel
Vous allez où?
Ik ga naar ...
où
Waar gaat hij naartoe?
ils
een winkel
vous
elles
de school
het station
Hij gaat naar ...
Je vais à ...
een huis