Ik heb bij iemand gelogeerd. Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Ik heb mijn kamer opgeruimd. Ik ben in een pretpark geweest. Ik heb uitgeslapen. Ik ben naar het buitenland geweest op vakantie. Ik heb met een klasgenootje gespeeld. Ik ben ziek geweest. Ik heb een film gekeken. Ik heb een boek gelezen. Ik heb een ijsje gegeten. Ik heb gezwommen in de zee. Ik heb gewinkeld. Ik heb meegedaan aan spelweek. Ik heb in een zwembad gezwommen. Ik heb spelletjes gedaan thuis. Ik heb bij iemand gelogeerd. Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Ik heb mijn kamer opgeruimd. Ik ben in een pretpark geweest. Ik heb uitgeslapen. Ik ben naar het buitenland geweest op vakantie. Ik heb met een klasgenootje gespeeld. Ik ben ziek geweest. Ik heb een film gekeken. Ik heb een boek gelezen. Ik heb een ijsje gegeten. Ik heb gezwommen in de zee. Ik heb gewinkeld. Ik heb meegedaan aan spelweek. Ik heb in een zwembad gezwommen. Ik heb spelletjes gedaan thuis.
(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.
I-Ik heb bij iemand gelogeerd.
G-Ik heb nieuwe vrienden gemaakt.
B-Ik heb mijn kamer opgeruimd.
I-Ik ben in een pretpark geweest.
I-Ik heb uitgeslapen.
B-Ik ben naar het buitenland geweest op vakantie.
G-Ik heb met een klasgenootje gespeeld.
N-Ik ben ziek geweest.
G-Ik heb een film gekeken.
N-Ik heb een boek gelezen.
B-Ik heb een ijsje gegeten.
N-Ik heb gezwommen in de zee.
N-Ik heb gewinkeld.
B-Ik heb meegedaan aan spelweek.
G-Ik heb in een zwembad gezwommen.
I-Ik heb spelletjes gedaan thuis.