Ik heb uitgeslapen. Ik mocht 's avonds laat opblijven. Ik heb met een klasgenootje gespeeld. Ik heb bij iemand gelogeerd. Ik heb in een tent geslapen. Ik heb genoten van de vakantie. Ik heb spelletjes gedaan thuis. Ik heb thuis een klusje gedaan. Ik heb in een zwembad gezwommen. Ik ben met het vliegtuig op vakantie geweest. Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Ik heb meegedaan aan spelweek. Ik heb een boek gelezen. Ik heb een ijsje gegeten. Ik ben uit eten geweest. Ik heb iets sportiefs gedaan. Ik heb uitgeslapen. Ik mocht 's avonds laat opblijven. Ik heb met een klasgenootje gespeeld. Ik heb bij iemand gelogeerd. Ik heb in een tent geslapen. Ik heb genoten van de vakantie. Ik heb spelletjes gedaan thuis. Ik heb thuis een klusje gedaan. Ik heb in een zwembad gezwommen. Ik ben met het vliegtuig op vakantie geweest. Ik heb nieuwe vrienden gemaakt. Ik heb meegedaan aan spelweek. Ik heb een boek gelezen. Ik heb een ijsje gegeten. Ik ben uit eten geweest. Ik heb iets sportiefs gedaan.
(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.
I-Ik heb uitgeslapen.
B-Ik mocht 's avonds laat opblijven.
G-Ik heb met een klasgenootje gespeeld.
I-Ik heb bij iemand gelogeerd.
I-Ik heb in een tent geslapen.
N-Ik heb genoten van de vakantie.
I-Ik heb spelletjes gedaan thuis.
B-Ik heb thuis een klusje gedaan.
G-Ik heb in een zwembad gezwommen.
N-Ik ben met het vliegtuig op vakantie geweest.
G-Ik heb nieuwe vrienden gemaakt.
B-Ik heb meegedaan aan spelweek.
N-Ik heb een boek gelezen.
B-Ik heb een ijsje gegeten.
N-Ik ben uit eten geweest.
G-Ik heb iets sportiefs gedaan.