je vais= ik gaelle a =zijheefttu as =jij hebttu fais =jij doet,maaktils sont= zijzijnvous avez= u heeft,julliehebbenelles font= zij doen,makenil fait =hij doet,maaktnousallons =wij gaanil est= hij isaller =gaannousfaisons =wij doen,makenil va =hij gaatj’ai =ik hebvous faites =u doet,maakt / julliedoen, makenvous allez= u gaat,jullie gaantu vas= jijgaatils ont= zijhebbenfaire =doen/makenils font =zij doen,makenelle va= zijgaatelle fait =zij doet,maaktêtre= zijnon est =men is,wij zijntu es =jij bentelles ont= zijhebbenje suis= ikbenil a =hijheeftje fais =ik doe,maakvous êtes= u bent,jullie zijnils vont= zijgaanelle est= zij isellessont =zij zijnnousavons =wijhebbennoussommes= wij zijnon va =men gaat,wij gaanavoir =hebbenellesvont =zij gaanon a =menheeft, wijhebbenje vais= ik gaelle a =zijheefttu as =jij hebttu fais =jij doet,maaktils sont= zijzijnvous avez= u heeft,julliehebbenelles font= zij doen,makenil fait =hij doet,maaktnousallons =wij gaanil est= hij isaller =gaannousfaisons =wij doen,makenil va =hij gaatj’ai =ik hebvous faites =u doet,maakt / julliedoen, makenvous allez= u gaat,jullie gaantu vas= jijgaatils ont= zijhebbenfaire =doen/makenils font =zij doen,makenelle va= zijgaatelle fait =zij doet,maaktêtre= zijnon est =men is,wij zijntu es =jij bentelles ont= zijhebbenje suis= ikbenil a =hijheeftje fais =ik doe,maakvous êtes= u bent,jullie zijnils vont= zijgaanelle est= zij isellessont =zij zijnnousavons =wijhebbennoussommes= wij zijnon va =men gaat,wij gaanavoir =hebbenellesvont =zij gaanon a =menheeft, wijhebben

Werkwoorden bingo 1mh - Call List

(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.


1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
  1. je vais = ik ga
  2. elle a = zij heeft
  3. tu as = jij hebt
  4. tu fais = jij doet, maakt
  5. ils sont = zij zijn
  6. vous avez = u heeft, jullie hebben
  7. elles font = zij doen, maken
  8. il fait = hij doet, maakt
  9. nous allons = wij gaan
  10. il est = hij is
  11. aller = gaan
  12. nous faisons = wij doen, maken
  13. il va = hij gaat
  14. j’ai = ik heb
  15. vous faites = u doet, maakt / jullie doen, maken
  16. vous allez = u gaat, jullie gaan
  17. tu vas = jij gaat
  18. ils ont = zij hebben
  19. faire = doen/maken
  20. ils font = zij doen, maken
  21. elle va = zij gaat
  22. elle fait = zij doet, maakt
  23. être = zijn
  24. on est = men is, wij zijn
  25. tu es = jij bent
  26. elles ont = zij hebben
  27. je suis = ik ben
  28. il a = hij heeft
  29. je fais = ik doe, maak
  30. vous êtes = u bent, jullie zijn
  31. ils vont = zij gaan
  32. elle est = zij is
  33. elles sont = zij zijn
  34. nous avons = wij hebben
  35. nous sommes = wij zijn
  36. on va = men gaat, wij gaan
  37. avoir = hebben
  38. elles vont = zij gaan
  39. on a = men heeft, wij hebben