il veut= hij wiltu as =jij hebtje veux= ik wililsveulent =zij willenelleveut =zij wilil va =hij gaatils ont= zijhebbenelle est= zij isil a =hijheeftvouloir= willenavoir =hebbenje suis= ikbentu es =jij bentje vais= ik gavousvoulez = uwil / julliewillenvous êtes= u bent,jullie zijnelle a =zijheeftellesveulent =zij willenellesvont =zij gaanellessont =zij zijntu vas= jijgaatelles ont= zijhebbenêtre= zijntu veux= jij wiltils vont= zijgaanvous allez= u gaat,jullie gaannousallons =wij gaanil est= hij isnoussommes= wij zijnaller =gaanils sont= zijzijnon va =men gaat,wij gaannousvoulons =wij willenon est =men is,wij zijnnousavons =wijhebbenon a =menheeft, wijhebbenvous avez= u heeft,julliehebbenelle va= zijgaatj’ai =ik hebil veut= hij wiltu as =jij hebtje veux= ik wililsveulent =zij willenelleveut =zij wilil va =hij gaatils ont= zijhebbenelle est= zij isil a =hijheeftvouloir= willenavoir =hebbenje suis= ikbentu es =jij bentje vais= ik gavousvoulez = uwil / julliewillenvous êtes= u bent,jullie zijnelle a =zijheeftellesveulent =zij willenellesvont =zij gaanellessont =zij zijntu vas= jijgaatelles ont= zijhebbenêtre= zijntu veux= jij wiltils vont= zijgaanvous allez= u gaat,jullie gaannousallons =wij gaanil est= hij isnoussommes= wij zijnaller =gaanils sont= zijzijnon va =men gaat,wij gaannousvoulons =wij willenon est =men is,wij zijnnousavons =wijhebbenon a =menheeft, wijhebbenvous avez= u heeft,julliehebbenelle va= zijgaatj’ai =ik heb

Werkwoorden bingo - Call List

(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.


1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
  1. il veut = hij wil
  2. tu as = jij hebt
  3. je veux = ik wil
  4. ils veulent = zij willen
  5. elle veut = zij wil
  6. il va = hij gaat
  7. ils ont = zij hebben
  8. elle est = zij is
  9. il a = hij heeft
  10. vouloir = willen
  11. avoir = hebben
  12. je suis = ik ben
  13. tu es = jij bent
  14. je vais = ik ga
  15. vous voulez = u wil / jullie willen
  16. vous êtes = u bent, jullie zijn
  17. elle a = zij heeft
  18. elles veulent = zij willen
  19. elles vont = zij gaan
  20. elles sont = zij zijn
  21. tu vas = jij gaat
  22. elles ont = zij hebben
  23. être = zijn
  24. tu veux = jij wilt
  25. ils vont = zij gaan
  26. vous allez = u gaat, jullie gaan
  27. nous allons = wij gaan
  28. il est = hij is
  29. nous sommes = wij zijn
  30. aller = gaan
  31. ils sont = zij zijn
  32. on va = men gaat, wij gaan
  33. nous voulons = wij willen
  34. on est = men is, wij zijn
  35. nous avons = wij hebben
  36. on a = men heeft, wij hebben
  37. vous avez = u heeft, jullie hebben
  38. elle va = zij gaat
  39. j’ai = ik heb