het vandaagbest welspannendvindthuisklusjesgedaanmet detrein hebtgereisdveel heeftzittengamenthuis isgeblevenbij eenvriend ofvriendin isblijvenslapenheeftgeknutseldof iets heeftgemaaktnaar eenpretparkbentgeweestzichheeftverveeldheeftgevoetbaldmetvriendenheeftafgesprokenzinheeft inschoolveelnetflixheeftgekekenijs heeftgegetenbuitenheeftgespeeldvakantiegeweestnaar eenwarm landmet hetvliegtuighebtgereisdnaar hetstrand isgeweestheeftgezwommenheeftgewinkeldfietstochtgemaaktheeftheeftuitgeslapeneenboekgelezennaar eenanderland isgegaaninNederlandisgeblevenhet vandaagbest welspannendvindthuisklusjesgedaanmet detrein hebtgereisdveel heeftzittengamenthuis isgeblevenbij eenvriend ofvriendin isblijvenslapenheeftgeknutseldof iets heeftgemaaktnaar eenpretparkbentgeweestzichheeftverveeldheeftgevoetbaldmetvriendenheeftafgesprokenzinheeft inschoolveelnetflixheeftgekekenijs heeftgegetenbuitenheeftgespeeldvakantiegeweestnaar eenwarm landmet hetvliegtuighebtgereisdnaar hetstrand isgeweestheeftgezwommenheeftgewinkeldfietstochtgemaaktheeftheeftuitgeslapeneenboekgelezennaar eenanderland isgegaaninNederlandisgebleven

herfstvakantiebingo - Call List

(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.


1
B
2
O
3
O
4
G
5
I
6
N
7
N
8
O
9
O
10
I
11
B
12
I
13
B
14
N
15
N
16
B
17
G
18
G
19
G
20
B
21
O
22
I
23
B
24
G
25
I
  1. B-het vandaag best wel spannend vind
  2. O-thuis klusjes gedaan
  3. O-met de trein hebt gereisd
  4. G-veel heeft zitten gamen
  5. I-thuis is gebleven
  6. N-bij een vriend of vriendin is blijven slapen
  7. N-heeft geknutseld of iets heeft gemaakt
  8. O-naar een pretpark bent geweest
  9. O-zich heeft verveeld
  10. I-heeft gevoetbald
  11. B-met vrienden heeft afgesproken
  12. I-zin heeft in school
  13. B-veel netflix heeft gekeken
  14. N-ijs heeft gegeten
  15. N-buiten heeft gespeeld
  16. B-vakantie geweest naar een warm land
  17. G-met het vliegtuig hebt gereisd
  18. G-naar het strand is geweest
  19. G-heeft gezwommen
  20. B-heeft gewinkeld
  21. O-fietstocht gemaakt heeft
  22. I-heeft uitgeslapen
  23. B-een boek gelezen
  24. G-naar een ander land is gegaan
  25. I- in Nederland is gebleven