EersterondeInterpreteertGeconcontreerdWaar zoude tekstovergaan?Waar is detekstgepubliceerdAlineafunctie:verbandHuppelenVoetbalwedstrijdSchrijverTegenstsellingherken je aan:maar, echter,integendeelVoordat je datdoet is hetraadzaam evende vragen doorte lezenZorgvuldig vraag lezen.Zoek dan de moeilijkewoorden op. Controleerof je ook echt antwoordgeeft op de vraag. Geefalleen antwoord op datwat er gevraagd wordt.Hoofdgedachtevan tekstvertellen2)Intensief5)Meerkeuze:DriekwartierlerenFree!Citeren3)Derderonde:Emotie bevatten, zoalshelemaal niet of zeergoed: Essentiëleverschillen in betekenis.Ga hierbij altijd uit vanwat er in de tekst staaten niet van wat jij denkt.DrierondesArgumentatievevragen: standpunten argumenten(signaalwoordenaankondigen)Redeneren,argumenten,drogredenenStandaardvragen:1)OriënterendWelke zin drukt hetbeste hoofdgedachteuit. Dehoofdgedachte wordtsoms in de inleidingof het slotgeformuleerd.Tekstsoort.SchrijfdoelBv Wordt er in de inleiding ofhet slot een standpuntgeformuleerd? Dan is de kansgroot dat de schrijver jeprobeert te overtuigen en duseen betoog schrijft. Is dat niethet geval? Grote kans dat heteen beschouwing is waarbij deleszer zelf eenTitel,tussenkopjes,(illustraties)Per alinea debelangrijkstezin ofwel dekernzin aanTekst indelen:welktussenkopjehoort bij welkealineaWat ervan jeverwachtwordtSchrijf altijdietsop/gokkenals je het nietweet.Een meerkeuzevraag moetvanzelfsprekend helemaaljuist zijn. …Sommigeantwoorden direct kanwegstrepen, omdat ze slechtsgedeeltelijk juist zijn. Bedenkzelf eerst het antwoord en kijkdan pas welkmeerkeuzeantwoord hetdichtste in de buurt komt.4)TekstonafhankelijkevragenMobielwegEerste enlaatstealineaSignaalwoordenOefenen(Volledigbeantwoorden)markeren/opschrijvenBeantwoordje devragenFuncties vantekstgedeeltenbepalen. Wat isde functie vanalinea x tovalinea y.Iets meteigenwoordenzeggenEersterondeInterpreteertGeconcontreerdWaar zoude tekstovergaan?Waar is detekstgepubliceerdAlineafunctie:verbandHuppelenVoetbalwedstrijdSchrijverTegenstsellingherken je aan:maar, echter,integendeelVoordat je datdoet is hetraadzaam evende vragen doorte lezenZorgvuldig vraag lezen.Zoek dan de moeilijkewoorden op. Controleerof je ook echt antwoordgeeft op de vraag. Geefalleen antwoord op datwat er gevraagd wordt.Hoofdgedachtevan tekstvertellen2)Intensief5)Meerkeuze:DriekwartierlerenFree!Citeren3)Derderonde:Emotie bevatten, zoalshelemaal niet of zeergoed: Essentiëleverschillen in betekenis.Ga hierbij altijd uit vanwat er in de tekst staaten niet van wat jij denkt.DrierondesArgumentatievevragen: standpunten argumenten(signaalwoordenaankondigen)Redeneren,argumenten,drogredenenStandaardvragen:1)OriënterendWelke zin drukt hetbeste hoofdgedachteuit. Dehoofdgedachte wordtsoms in de inleidingof het slotgeformuleerd.Tekstsoort.SchrijfdoelBv Wordt er in de inleiding ofhet slot een standpuntgeformuleerd? Dan is de kansgroot dat de schrijver jeprobeert te overtuigen en duseen betoog schrijft. Is dat niethet geval? Grote kans dat heteen beschouwing is waarbij deleszer zelf eenTitel,tussenkopjes,(illustraties)Per alinea debelangrijkstezin ofwel dekernzin aanTekst indelen:welktussenkopjehoort bij welkealineaWat ervan jeverwachtwordtSchrijf altijdietsop/gokkenals je het nietweet.Een meerkeuzevraag moetvanzelfsprekend helemaaljuist zijn. …Sommigeantwoorden direct kanwegstrepen, omdat ze slechtsgedeeltelijk juist zijn. Bedenkzelf eerst het antwoord en kijkdan pas welkmeerkeuzeantwoord hetdichtste in de buurt komt.4)TekstonafhankelijkevragenMobielwegEerste enlaatstealineaSignaalwoordenOefenen(Volledigbeantwoorden)markeren/opschrijvenBeantwoordje devragenFuncties vantekstgedeeltenbepalen. Wat isde functie vanalinea x tovalinea y.Iets meteigenwoordenzeggen

Tips lezen luisteren - Call List

(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.


1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
  1. Eerste ronde
  2. Interpreteert
  3. Geconcontreerd
  4. Waar zou de tekst over gaan?
  5. Waar is de tekst gepubliceerd
  6. Alineafunctie: verband
  7. Huppelen
  8. Voetbalwedstrijd
  9. Schrijver
  10. Tegenstselling herken je aan: maar, echter, integendeel
  11. Voordat je dat doet is het raadzaam even de vragen door te lezen
  12. Zorgvuldig vraag lezen. Zoek dan de moeilijke woorden op. Controleer of je ook echt antwoord geeft op de vraag. Geef alleen antwoord op dat wat er gevraagd wordt.
  13. Hoofdgedachte van tekst vertellen
  14. 2) Intensief
  15. 5) Meerkeuze:
  16. Drie kwartier leren
  17. Free!
  18. Citeren
  19. 3) Derde ronde:
  20. Emotie bevatten, zoals helemaal niet of zeer goed: Essentiële verschillen in betekenis. Ga hierbij altijd uit van wat er in de tekst staat en niet van wat jij denkt.
  21. Drie rondes
  22. Argumentatieve vragen: standpunt en argumenten (signaalwoorden aankondigen) Redeneren, argumenten, drogredenen
  23. Standaard vragen:
  24. 1) Oriënterend
  25. Welke zin drukt het beste hoofdgedachte uit. De hoofdgedachte wordt soms in de inleiding of het slot geformuleerd.
  26. Tekstsoort. Schrijfdoel
  27. Bv Wordt er in de inleiding of het slot een standpunt geformuleerd? Dan is de kans groot dat de schrijver je probeert te overtuigen en dus een betoog schrijft. Is dat niet het geval? Grote kans dat het een beschouwing is waarbij de leszer zelf een
  28. Titel, tussenkopjes, (illustraties)
  29. Per alinea de belangrijkste zin ofwel de kernzin aan
  30. Tekst indelen: welk tussenkopje hoort bij welke alinea
  31. Wat er van je verwacht wordt
  32. Schrijf altijd iets op/gokken als je het niet weet.
  33. Een meerkeuzevraag moet vanzelfsprekend helemaal juist zijn. …Sommige antwoorden direct kan wegstrepen, omdat ze slechts gedeeltelijk juist zijn. Bedenk zelf eerst het antwoord en kijk dan pas welk meerkeuzeantwoord het dichtste in de buurt komt.
  34. 4) Tekstonafhankelijke vragen
  35. Mobiel weg
  36. Eerste en laatste alinea
  37. Signaalwoorden
  38. Oefenen
  39. (Volledig beantwoorden)
  40. markeren/opschrijven
  41. Beantwoord je de vragen
  42. Functies van tekstgedeelten bepalen. Wat is de functie van alinea x tov alinea y.
  43. Iets met eigen woorden zeggen