Free!Alineafunctie:verband2)Intensief(Volledigbeantwoorden)Eersteronde4)TekstonafhankelijkevragenWaar zoude tekstovergaan?VoetbalwedstrijdHuppelenBv Wordt er in de inleiding ofhet slot een standpuntgeformuleerd? Dan is de kansgroot dat de schrijver jeprobeert te overtuigen en duseen betoog schrijft. Is dat niethet geval? Grote kans dat heteen beschouwing is waarbij deleszer zelf eenTekstsoort.SchrijfdoelSignaalwoordenWelke zin drukt hetbeste hoofdgedachteuit. Dehoofdgedachte wordtsoms in de inleidingof het slotgeformuleerd.Een meerkeuzevraag moetvanzelfsprekend helemaaljuist zijn. …Sommigeantwoorden direct kanwegstrepen, omdat ze slechtsgedeeltelijk juist zijn. Bedenkzelf eerst het antwoord en kijkdan pas welkmeerkeuzeantwoord hetdichtste in de buurt komt.Titel,tussenkopjes,(illustraties)GeconcontreerdDriekwartierlerenInterpreteertBeantwoordje devragenStandaardvragen:Hoofdgedachtevan tekstvertellenSchrijf altijdietsop/gokkenals je het nietweet.Waar is detekstgepubliceerdPer alinea debelangrijkstezin ofwel dekernzin aanSchrijverZorgvuldig vraag lezen.Zoek dan de moeilijkewoorden op. Controleerof je ook echt antwoordgeeft op de vraag. Geefalleen antwoord op datwat er gevraagd wordt.Voordat je datdoet is hetraadzaam evende vragen doorte lezenTekst indelen:welktussenkopjehoort bij welkealineaOefenenIets meteigenwoordenzeggenEmotie bevatten, zoalshelemaal niet of zeergoed: Essentiëleverschillen in betekenis.Ga hierbij altijd uit vanwat er in de tekst staaten niet van wat jij denkt.Functies vantekstgedeeltenbepalen. Wat isde functie vanalinea x tovalinea y.3)Derderonde:DrierondesTegenstsellingherken je aan:maar, echter,integendeelCiterenmarkeren/opschrijvenEerste enlaatstealineaWat ervan jeverwachtwordt1)OriënterendMobielwegArgumentatievevragen: standpunten argumenten(signaalwoordenaankondigen)Redeneren,argumenten,drogredenen5)Meerkeuze:Free!Alineafunctie:verband2)Intensief(Volledigbeantwoorden)Eersteronde4)TekstonafhankelijkevragenWaar zoude tekstovergaan?VoetbalwedstrijdHuppelenBv Wordt er in de inleiding ofhet slot een standpuntgeformuleerd? Dan is de kansgroot dat de schrijver jeprobeert te overtuigen en duseen betoog schrijft. Is dat niethet geval? Grote kans dat heteen beschouwing is waarbij deleszer zelf eenTekstsoort.SchrijfdoelSignaalwoordenWelke zin drukt hetbeste hoofdgedachteuit. Dehoofdgedachte wordtsoms in de inleidingof het slotgeformuleerd.Een meerkeuzevraag moetvanzelfsprekend helemaaljuist zijn. …Sommigeantwoorden direct kanwegstrepen, omdat ze slechtsgedeeltelijk juist zijn. Bedenkzelf eerst het antwoord en kijkdan pas welkmeerkeuzeantwoord hetdichtste in de buurt komt.Titel,tussenkopjes,(illustraties)GeconcontreerdDriekwartierlerenInterpreteertBeantwoordje devragenStandaardvragen:Hoofdgedachtevan tekstvertellenSchrijf altijdietsop/gokkenals je het nietweet.Waar is detekstgepubliceerdPer alinea debelangrijkstezin ofwel dekernzin aanSchrijverZorgvuldig vraag lezen.Zoek dan de moeilijkewoorden op. Controleerof je ook echt antwoordgeeft op de vraag. Geefalleen antwoord op datwat er gevraagd wordt.Voordat je datdoet is hetraadzaam evende vragen doorte lezenTekst indelen:welktussenkopjehoort bij welkealineaOefenenIets meteigenwoordenzeggenEmotie bevatten, zoalshelemaal niet of zeergoed: Essentiëleverschillen in betekenis.Ga hierbij altijd uit vanwat er in de tekst staaten niet van wat jij denkt.Functies vantekstgedeeltenbepalen. Wat isde functie vanalinea x tovalinea y.3)Derderonde:DrierondesTegenstsellingherken je aan:maar, echter,integendeelCiterenmarkeren/opschrijvenEerste enlaatstealineaWat ervan jeverwachtwordt1)OriënterendMobielwegArgumentatievevragen: standpunten argumenten(signaalwoordenaankondigen)Redeneren,argumenten,drogredenen5)Meerkeuze:

Tips lezen luisteren - Call List

(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.


1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
  1. Free!
  2. Alineafunctie: verband
  3. 2) Intensief
  4. (Volledig beantwoorden)
  5. Eerste ronde
  6. 4) Tekstonafhankelijke vragen
  7. Waar zou de tekst over gaan?
  8. Voetbalwedstrijd
  9. Huppelen
  10. Bv Wordt er in de inleiding of het slot een standpunt geformuleerd? Dan is de kans groot dat de schrijver je probeert te overtuigen en dus een betoog schrijft. Is dat niet het geval? Grote kans dat het een beschouwing is waarbij de leszer zelf een
  11. Tekstsoort. Schrijfdoel
  12. Signaalwoorden
  13. Welke zin drukt het beste hoofdgedachte uit. De hoofdgedachte wordt soms in de inleiding of het slot geformuleerd.
  14. Een meerkeuzevraag moet vanzelfsprekend helemaal juist zijn. …Sommige antwoorden direct kan wegstrepen, omdat ze slechts gedeeltelijk juist zijn. Bedenk zelf eerst het antwoord en kijk dan pas welk meerkeuzeantwoord het dichtste in de buurt komt.
  15. Titel, tussenkopjes, (illustraties)
  16. Geconcontreerd
  17. Drie kwartier leren
  18. Interpreteert
  19. Beantwoord je de vragen
  20. Standaard vragen:
  21. Hoofdgedachte van tekst vertellen
  22. Schrijf altijd iets op/gokken als je het niet weet.
  23. Waar is de tekst gepubliceerd
  24. Per alinea de belangrijkste zin ofwel de kernzin aan
  25. Schrijver
  26. Zorgvuldig vraag lezen. Zoek dan de moeilijke woorden op. Controleer of je ook echt antwoord geeft op de vraag. Geef alleen antwoord op dat wat er gevraagd wordt.
  27. Voordat je dat doet is het raadzaam even de vragen door te lezen
  28. Tekst indelen: welk tussenkopje hoort bij welke alinea
  29. Oefenen
  30. Iets met eigen woorden zeggen
  31. Emotie bevatten, zoals helemaal niet of zeer goed: Essentiële verschillen in betekenis. Ga hierbij altijd uit van wat er in de tekst staat en niet van wat jij denkt.
  32. Functies van tekstgedeelten bepalen. Wat is de functie van alinea x tov alinea y.
  33. 3) Derde ronde:
  34. Drie rondes
  35. Tegenstselling herken je aan: maar, echter, integendeel
  36. Citeren
  37. markeren/opschrijven
  38. Eerste en laatste alinea
  39. Wat er van je verwacht wordt
  40. 1) Oriënterend
  41. Mobiel weg
  42. Argumentatieve vragen: standpunt en argumenten (signaalwoorden aankondigen) Redeneren, argumenten, drogredenen
  43. 5) Meerkeuze: