De cursistwoont inBrussel.De cursistwoontsamen.De cursistisgetrouwd.Het gaatgoed metde cursist.De cursistspreektDuits.De cursistgaat met defiets naar desupermarkt.De cursistspreekt 3talen.De cursistkomt uitAzië.De cursistgaat met debus naarhet werk.De cursist isalleenstaand.De cursistkomt uitAzië.De cursistwoont inLeuven.De cursistheeft eendochter.De cursistspreektEngels.De cursistleertNederlands.De cursistheeft 2kinderen.De cursistwoont inBrussel.De cursistwoontsamen.De cursistisgetrouwd.Het gaatgoed metde cursist.De cursistspreektDuits.De cursistgaat met defiets naar desupermarkt.De cursistspreekt 3talen.De cursistkomt uitAzië.De cursistgaat met debus naarhet werk.De cursist isalleenstaand.De cursistkomt uitAzië.De cursistwoont inLeuven.De cursistheeft eendochter.De cursistspreektEngels.De cursistleertNederlands.De cursistheeft 2kinderen.

Ja/nee-vragen - Call List

(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.


1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
  1. De cursist woont in Brussel.
  2. De cursist woont samen.
  3. De cursist is getrouwd.
  4. Het gaat goed met de cursist.
  5. De cursist spreekt Duits.
  6. De cursist gaat met de fiets naar de supermarkt.
  7. De cursist spreekt 3 talen.
  8. De cursist komt uit Azië.
  9. De cursist gaat met de bus naar het werk.
  10. De cursist is alleenstaand.
  11. De cursist komt uit Azië.
  12. De cursist woont in Leuven.
  13. De cursist heeft een dochter.
  14. De cursist spreekt Engels.
  15. De cursist leert Nederlands.
  16. De cursist heeft 2 kinderen.