Iemand tiktper ongeluktegen eenkerstbal.Er wordt “Okom ereens kijken”ingezet.Iemandsteektkaarsjesaan.Iemand trekteen gekkebek bij eenselfie/foto.Iemandscheurt hetpapier veelteenthousiast.Iemandkrijgt eengrappigcadeau.Iemandzingt állecouplettenmee.Iemand laateentelefoonalarmafgaan.Iemandgebruikt eenschaar omte helpen.Iemandfluistert eenhint overlootjes.Iemandschudt eencadeaunaast z’noor.Iemandzoekt z’ntelefoon.Iemandzucht omdathij/zij hetwarm heeft.Iemandmaakt eentoast meteen koekje.Iemand paktper ongelukhetverkeerdeglas.Iemandhoudt eenkleinspeechje.Iemandzoekt naareen pen omiets op teschrijven.Eencadeautjeheeftsuperveelplakband.Iemandvertelt eenflauwekerst/sint-grap.Iemand geefteen complimentover eensurprise ofgedicht.Iemand zegtdat hij/zij“stiekem vanmarsepeinhoudt.”Iemandvraagt“Van wieis dit?”Iemandmaakt eenselfie metde groep.Iemand gaatbij iemandanderszitten.Iemand begintteapplaudisseren.Iemand drinktwarmechocolademelk.Iemand doet“hupSinterklaas!”.Iemandvraagt omeen stoel.Iemandmaakt eenopmerkingover hetweer/regen.Iemandzegt “Wateendrukte!”Iemandheeft eensurprisegemaakt.Iemandvraagt of dekerstboom“echt” is.Iemand krijgtiets dat nietbij hem/haarpast.Iemand helptopruimenzonder tevragen.Iemandvult eenschaal bij.Iemand pakteen cadeauextravoorzichtiguit.Iemandzegt “Ditsnap ikniet.”Iemand moetlachen omeengedichtregel.Iemandmaakt eenfoto van decadeautjes.Er wordteenpepernootgepakt.Iemandzegt “Watgezellig!”Iemandzegt“Volgendjaar weer!”Iemandroept“Oooohwat leuk!”Iemanddoet een“ho hoho”.Iemandzegt: “Ikhoor ietsrammelen.”Iemand kanhet cadeauniet openkrijgen.Iemand legteen hand opz’n hart bijeen liefgedicht.Iemand zingtzachtjes eensinterklaasliedje.Iemand heefteen mijter ofpietenmutsop.Iemand roepthard iemandsnaam door dekamer waarbijiedereen stilwordt.Iemandzegt: “Ik benal helemaalvol.”Iemand zegt“Sinterklaasbestaatécht!”Iemandzegt: “Waarheb je ditgevonden?!”Iemand vraagtom muziekzachter/harder.Iemand ruiktaan eencadeau (omte raden wathet is).Iemanddoet eenhigh-fiveof knuffel.Iemandvertelt dathij/zij “geengedicht heeftgemaakt.”Iemanddraagtsinterklaasof kerstsokken.Iemand ruiltstiekem eencadeau.Iemandleest hetgedichthardop.Iemandzwaait naariemand aande anderekant.Iemandroept “Wedoen nogéén rondje!”Iemand begintspontaan teklappen op demaat vanmuziek.Iemand kentde tekst vaneen lied nietmeer.Iemandproeft ietsen trekt eengek gezicht.Iemandkomt telaatbinnen.Iemandvouwt hetcadeaupapiernetjes op.Iemand zeteen bordjemet snacksrecht.Iemand gaateven naarbuiten/binnenbellen.Iemand zoektnaar servettenofkeukenpapier.Iemandmoetniezen.Iemandkrijgtsokken.Iemand pakteencadeautjevoor iemandanders.Iemandmorstdrinken.Iemandmaakt eendansje opmuziek.Iemandzingtzachtjes eenkerstliedje.Iemandkrijgt ietseetbaars.Iemandkloptkruimelsvan z’n trui.Iemand bewaarteenlintje/cadeaupapier.Er valt eenchocolademuntop de grond.Iemand maakteen groepsfotoen roept:“Allemaallachen!”Iemand zegtdat hij/zij“marsepeinvies vindt.”Er wordtgeproost.Iemand helptiemandanders metuitpakken.Iemandneemt eenfoto vanhet eten.Iemandmaakt een“sneaky” fotovan iemandanders.Iemand tiktper ongeluktegen eenkerstbal.Er wordt “Okom ereens kijken”ingezet.Iemandsteektkaarsjesaan.Iemand trekteen gekkebek bij eenselfie/foto.Iemandscheurt hetpapier veelteenthousiast.Iemandkrijgt eengrappigcadeau.Iemandzingt állecouplettenmee.Iemand laateentelefoonalarmafgaan.Iemandgebruikt eenschaar omte helpen.Iemandfluistert eenhint overlootjes.Iemandschudt eencadeaunaast z’noor.Iemandzoekt z’ntelefoon.Iemandzucht omdathij/zij hetwarm heeft.Iemandmaakt eentoast meteen koekje.Iemand paktper ongelukhetverkeerdeglas.Iemandhoudt eenkleinspeechje.Iemandzoekt naareen pen omiets op teschrijven.Eencadeautjeheeftsuperveelplakband.Iemandvertelt eenflauwekerst/sint-grap.Iemand geefteen complimentover eensurprise ofgedicht.Iemand zegtdat hij/zij“stiekem vanmarsepeinhoudt.”Iemandvraagt“Van wieis dit?”Iemandmaakt eenselfie metde groep.Iemand gaatbij iemandanderszitten.Iemand begintteapplaudisseren.Iemand drinktwarmechocolademelk.Iemand doet“hupSinterklaas!”.Iemandvraagt omeen stoel.Iemandmaakt eenopmerkingover hetweer/regen.Iemandzegt “Wateendrukte!”Iemandheeft eensurprisegemaakt.Iemandvraagt of dekerstboom“echt” is.Iemand krijgtiets dat nietbij hem/haarpast.Iemand helptopruimenzonder tevragen.Iemandvult eenschaal bij.Iemand pakteen cadeauextravoorzichtiguit.Iemandzegt “Ditsnap ikniet.”Iemand moetlachen omeengedichtregel.Iemandmaakt eenfoto van decadeautjes.Er wordteenpepernootgepakt.Iemandzegt “Watgezellig!”Iemandzegt“Volgendjaar weer!”Iemandroept“Oooohwat leuk!”Iemanddoet een“ho hoho”.Iemandzegt: “Ikhoor ietsrammelen.”Iemand kanhet cadeauniet openkrijgen.Iemand legteen hand opz’n hart bijeen liefgedicht.Iemand zingtzachtjes eensinterklaasliedje.Iemand heefteen mijter ofpietenmutsop.Iemand roepthard iemandsnaam door dekamer waarbijiedereen stilwordt.Iemandzegt: “Ik benal helemaalvol.”Iemand zegt“Sinterklaasbestaatécht!”Iemandzegt: “Waarheb je ditgevonden?!”Iemand vraagtom muziekzachter/harder.Iemand ruiktaan eencadeau (omte raden wathet is).Iemanddoet eenhigh-fiveof knuffel.Iemandvertelt dathij/zij “geengedicht heeftgemaakt.”Iemanddraagtsinterklaasof kerstsokken.Iemand ruiltstiekem eencadeau.Iemandleest hetgedichthardop.Iemandzwaait naariemand aande anderekant.Iemandroept “Wedoen nogéén rondje!”Iemand begintspontaan teklappen op demaat vanmuziek.Iemand kentde tekst vaneen lied nietmeer.Iemandproeft ietsen trekt eengek gezicht.Iemandkomt telaatbinnen.Iemandvouwt hetcadeaupapiernetjes op.Iemand zeteen bordjemet snacksrecht.Iemand gaateven naarbuiten/binnenbellen.Iemand zoektnaar servettenofkeukenpapier.Iemandmoetniezen.Iemandkrijgtsokken.Iemand pakteencadeautjevoor iemandanders.Iemandmorstdrinken.Iemandmaakt eendansje opmuziek.Iemandzingtzachtjes eenkerstliedje.Iemandkrijgt ietseetbaars.Iemandkloptkruimelsvan z’n trui.Iemand bewaarteenlintje/cadeaupapier.Er valt eenchocolademuntop de grond.Iemand maakteen groepsfotoen roept:“Allemaallachen!”Iemand zegtdat hij/zij“marsepeinvies vindt.”Er wordtgeproost.Iemand helptiemandanders metuitpakken.Iemandneemt eenfoto vanhet eten.Iemandmaakt een“sneaky” fotovan iemandanders.

Untitled Bingo - Call List

(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.


1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
  1. Iemand tikt per ongeluk tegen een kerstbal.
  2. Er wordt “O kom er eens kijken” ingezet.
  3. Iemand steekt kaarsjes aan.
  4. Iemand trekt een gekke bek bij een selfie/foto.
  5. Iemand scheurt het papier veel te enthousiast.
  6. Iemand krijgt een grappig cadeau.
  7. Iemand zingt álle coupletten mee.
  8. Iemand laat een telefoonalarm afgaan.
  9. Iemand gebruikt een schaar om te helpen.
  10. Iemand fluistert een hint over lootjes.
  11. Iemand schudt een cadeau naast z’n oor.
  12. Iemand zoekt z’n telefoon.
  13. Iemand zucht omdat hij/zij het warm heeft.
  14. Iemand maakt een toast met een koekje.
  15. Iemand pakt per ongeluk het verkeerde glas.
  16. Iemand houdt een klein speechje.
  17. Iemand zoekt naar een pen om iets op te schrijven.
  18. Een cadeautje heeft superveel plakband.
  19. Iemand vertelt een flauwe kerst/sint-grap.
  20. Iemand geeft een compliment over een surprise of gedicht.
  21. Iemand zegt dat hij/zij “stiekem van marsepein houdt.”
  22. Iemand vraagt “Van wie is dit?”
  23. Iemand maakt een selfie met de groep.
  24. Iemand gaat bij iemand anders zitten.
  25. Iemand begint te applaudisseren.
  26. Iemand drinkt warme chocolademelk.
  27. Iemand doet “hup Sinterklaas!”.
  28. Iemand vraagt om een stoel.
  29. Iemand maakt een opmerking over het weer/regen.
  30. Iemand zegt “Wat een drukte!”
  31. Iemand heeft een surprise gemaakt.
  32. Iemand vraagt of de kerstboom “echt” is.
  33. Iemand krijgt iets dat niet bij hem/haar past.
  34. Iemand helpt opruimen zonder te vragen.
  35. Iemand vult een schaal bij.
  36. Iemand pakt een cadeau extra voorzichtig uit.
  37. Iemand zegt “Dit snap ik niet.”
  38. Iemand moet lachen om een gedichtregel.
  39. Iemand maakt een foto van de cadeautjes.
  40. Er wordt een pepernoot gepakt.
  41. Iemand zegt “Wat gezellig!”
  42. Iemand zegt “Volgend jaar weer!”
  43. Iemand roept “Ooooh wat leuk!”
  44. Iemand doet een “ho ho ho”.
  45. Iemand zegt: “Ik hoor iets rammelen.”
  46. Iemand kan het cadeau niet open krijgen.
  47. Iemand legt een hand op z’n hart bij een lief gedicht.
  48. Iemand zingt zachtjes een sinterklaasliedje.
  49. Iemand heeft een mijter of pietenmuts op.
  50. Iemand roept hard iemands naam door de kamer waarbij iedereen stil wordt.
  51. Iemand zegt: “Ik ben al helemaal vol.”
  52. Iemand zegt “Sinterklaas bestaat écht!”
  53. Iemand zegt: “Waar heb je dit gevonden?!”
  54. Iemand vraagt om muziek zachter/harder.
  55. Iemand ruikt aan een cadeau (om te raden wat het is).
  56. Iemand doet een high-five of knuffel.
  57. Iemand vertelt dat hij/zij “geen gedicht heeft gemaakt.”
  58. Iemand draagt sinterklaas of kerst sokken.
  59. Iemand ruilt stiekem een cadeau.
  60. Iemand leest het gedicht hardop.
  61. Iemand zwaait naar iemand aan de andere kant.
  62. Iemand roept “We doen nog één rondje!”
  63. Iemand begint spontaan te klappen op de maat van muziek.
  64. Iemand kent de tekst van een lied niet meer.
  65. Iemand proeft iets en trekt een gek gezicht.
  66. Iemand komt te laat binnen.
  67. Iemand vouwt het cadeaupapier netjes op.
  68. Iemand zet een bordje met snacks recht.
  69. Iemand gaat even naar buiten/binnen bellen.
  70. Iemand zoekt naar servetten of keukenpapier.
  71. Iemand moet niezen.
  72. Iemand krijgt sokken.
  73. Iemand pakt een cadeautje voor iemand anders.
  74. Iemand morst drinken.
  75. Iemand maakt een dansje op muziek.
  76. Iemand zingt zachtjes een kerstliedje.
  77. Iemand krijgt iets eetbaars.
  78. Iemand klopt kruimels van z’n trui.
  79. Iemand bewaart een lintje/cadeaupapier.
  80. Er valt een chocolademunt op de grond.
  81. Iemand maakt een groepsfoto en roept: “Allemaal lachen!”
  82. Iemand zegt dat hij/zij “marsepein vies vindt.”
  83. Er wordt geproost.
  84. Iemand helpt iemand anders met uitpakken.
  85. Iemand neemt een foto van het eten.
  86. Iemand maakt een “sneaky” foto van iemand anders.