Begrippen aardrijkskunde

Begrippen aardrijkskunde Bingo Card
Preview

This bingo card has a free space and 112 words: Een wind die van zee naar het land waait., Een wind die van het land naar de zee waait., Water dat van een hooggelegen gebied naar een laag gebied stroomt., Waterhoudende laag in de ondergrond., De luchtlaag rond de aarde., Instrument om de luchtdruk te meten., Wanneer de hemel bedekt is met wolken., Mate waarin de lucht bewolkt is., De geografische ligging van een plaats ten opzicht van de evenaar, uitgedrukt in graden., Gassen die bijdragen aan het opwarmen van de aarde., Kleine druppels die ontstaan uit waterdamp., Het afvoeren van water met behulp van buizen met kleine gaatjes., Produceren zonder het vermogen van de aarde aan te tasten., Een maat die aangeeft hoeveel ruimte een persoon nodig heeft, voor zijn manier van leven., Toerisme waarbij milieu, natuur en landschap niet aangetast worden., extensieve landbouw/veeteelt – Landbouw/veeteelt waarbij weinig gebruik wordt gemaakt, van arbeid en/of kapitaal., frontale regen – Regen ontstaat doordat warme over koude lucht opstijgt waarna het, condenseert., gematigd zeeklimaat – Klimaat waarin het verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur, klein is en de neerslag het hele jaar door valt., grondwater – Water dat in de bodem zit en dat je kunt gebruiken als drinkwater., handelsgewas – Gewas dat bestemd is voor de handel., hazardmanagement – Maatregelen om de schade door natuurrampen zo klein mogelijk te, houden., Begrippenlijst 4 vmbo-gt – Hoofdstuk 1 Weer en klimaat © Noordhoff Uitgevers 2019, hogedrukgebied – Een gebied met een hoge luchtdruk door dalende lucht., hooggebergteklimaat – Een sneeuw- en ijsklimaat hoog in de bergen., hoogteligging – De ligging van een gebied, uitgedrukt in aantal meters boven de, zeespiegel., hurricane – Enorme storm met windsnelheden van meer dan 200 kilometer per uur., infiltreren / infiltratie – Het vermogen van de grond om water op te nemen., intensieve landbouw – Landbouw waarbij veel gebruik wordt gemaakt van arbeid en/of, kapitaal per hectare of per dier., irrigeren / irrigatie – Het kunstmatig bevloeien van land om de opbrengst te vergroten., isobaar – Lijn die plaatsen met een gelijke luchtdruk met elkaar verbindt., klimaat – Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van dertig jaar., klimaatfactoren – Breedteligging, hoogteligging, afstand tot zee, gesteldheid oppervlak en, aanvoer lucht van elders., klimaatgrafiek – Grafiek met de temperatuur en de neerslag van een plaats gedurende het, jaar., klimaatverdrag – Verdrag tussen landen waarin afspraken staan om de CO2-uitstoot te, verminderen., kooldioxide – Broeikasgas (CO2) dat aanwezig is in de atmosfeer en dat is opgeslagen in, fossiele brandstoffen., lagedrukgebied – Een gebied met lage luchtdruk waar de lucht stijgt., landklimaat – Klimaat met een groot verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur., lijzijde – De kant van een gebergte waar de droge lucht naar beneden komt., loefzijde – Die kant van een gebergte waar de lucht opstijgt, condenseert en neerslag valt., luchtdruk – Druk van het gewicht van de lucht op de aarde., luchtvochtigheid – De hoeveelheid vocht die in de lucht zit., maximum – Zie hogedrukgebied., methaan – Broeikasgas dat vrijkomt bij de poep van vee en bij moerassen., Middellandse Zeeklimaat – Gematigd klimaat met een droge zomer en een zachte winter, met neerslag., minimum – Zie lagedrukgebied., natuurlijk broeikaseffect – De dampkring houdt warmte vast die de aarde uitstraalt., neerslag – Regen, hagel, sneeuw, mist en ijzel., neerslagintensiteit – De hoeveelheid neerslag die valt., neerslagverdeling – De verdeling van de neerslag over het jaar., nuttige neerslag – Neerslag die overblijft na verdamping., Begrippenlijst 4 vmbo-gt – Hoofdstuk 1 Weer en klimaat © Noordhoff Uitgevers 2019, passaatwind – Wind die van de subtropische hogedrukgebieden (30° N.B. en Z.B.) naar de, evenaar waait., piekafvoer – De grootste hoeveelheid water die een rivier in een korte tijd moet verwerken., poolklimaat – Klimaat waarbij de temperatuur altijd onder de 0 °C blijft., risicoperceptie – De mate waarin mensen risico’s inschatten om ergens te blijven wonen of, werken., stijgingsregen – Regen die ontstaat als warme lucht opstijgt en daardoor afkoelt., stuwingsregen – Regen die ontstaat wanneer lucht gedwongen wordt tegen een berghelling, op te stijgen., toendraklimaat – Klimaat waarbij zelfs in de zomer de temperatuur niet boven de 10 °C, komt., tornado – Zie wervelwind., tropische lagedrukgordel – Een groot aantal lagedrukgebieden rond de evenaar., tropische orkaan – Enorme storm met windsnelheden van meer dan 200 kilometer per uur., savanneklimaat – Klimaat met een maandtemperatuur boven de 18 °C met een droge en, natte tijd., schaal van Beaufort – Windkrachtmeting. Windkracht 1 is windstil en windkracht 12 is, orkaankracht., steppeklimaat – Klimaat met weinig neerslag en een begroeiing van gras., temperatuur – Hoe warm of koud het is, gemeten in graden., tropisch regenwoudklimaat – Een klimaat met een maandtemperatuur boven de 18 °C met, het hele jaar door veel regen., uv-straling – Ultraviolette straling van de zon de je niet kunt zien. Bij mooi helder weer kan, je huid verbranden., vegetatiezone – Gebied met eigen soorten planten., verdroging – Een verschijnsel waarbij de grondwaterspiegel in de grond daalt waardoor, planten verdrogen., versterkt broeikaseffect – Er komen te veel broeikasgassen in de atmosfeer, waardoor de, aarde warmer wordt., verwoestijning – Proces van verdroging waarbij het voor planten erg moeilijk wordt om zich, te handhaven., voedingsgewas – Gewas dat bestemd is voor eigen consumptie., voedselpiramide – Systeem waarbij planten en dieren elkaar nodig hebben om te leven., waterbalans – Verschil tussen de hoeveelheid neerslag en de hoeveelheid verdamping., waterdamp – Als water verdampt, ontstaat het onzichtbare gas waterdamp., waterkringloop – Het proces waarbij water na verdamping via wolken, neerslag, grondwater, en rivieren terugstroomt naar zee. Er is een korte en een lange waterkringloop., Begrippenlijst 4 vmbo-gt – Hoofdstuk 1 Weer en klimaat © Noordhoff Uitgevers 2019, weer – Toestand van de atmosfeer op een bepaald moment en een bepaalde plaats., weerselementen – Dit zijn neerslag, temperatuur en wind., wet van Buys Ballot – Wind krijgt op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op, het zuidelijk halfrond naar links., wind – Verplaatsing van lucht van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied., wervelwind – Lokaal zeer sterke draaiwind met snelheden boven de 400 km per uur, en een, slurf onder de wolken., woestijnklimaat – Klimaat met meestal hoge temperaturen en vrijwel geen neerslag., zeespiegelstijging – Stijging van de zeespiegel. and zonnekracht – De hoeveelheid uv-straling die de aarde bereikt.

⚠ This card has duplicate items: Begrippenlijst 4 vmbo-gt – Hoofdstuk 1 Weer en klimaat © Noordhoff Uitgevers 2019 (3)

More like this:

Begrippen Bingo | Aardrijkskunde begrippen Bingo | Hoofdstuk 1 , Begrippen | Begrippen Bingo | Aardrijkskunde bingo

Play Online

Share this URL with your players:

For more control of your online game, create a clone of this card first.

Learn how to conduct a bingo game.

Call List

Probabilities

With players vying for a you'll have to call about __ items before someone wins. There's a __% chance that a lucky player would win after calling __ items.

Tip: If you want your game to last longer (on average), add more unique words/images to it.