nee déjà une maison joyeux une gare jullie hebben/ u hebt oui veel voilà een ogenblik de garage nous sommes de cd klaar het spel het geluk il va wat modern bonjour toi Le dîner est prêt. Regarde un peu jij bent tot vanavond le séjour à bientôt blij, tevreden une école de muziek het avondmaal zij zijn (vrouwelijk) Kijk even. la maison moderne j'ai wij gaan zij hebben (vrouwelijk) à vous avez een station waar Vous allez où? een cd Tu vas où? ils ont un CD jij hebt jou à demain tu een woonkamer Zeker, natuurlijk! een spel quoi elle goed houden van hij heeft ik ben une maman il a jullie gaan/ u gaat formidabel un séjour zij zijn (mannelijk) het station il est et C'est qui? de woonkamer le magasin là le CD bien Tu es où? jullie/u voor regarder aller met avec le jeu heel tu as hij gaat ik ga Elles vont où? nous avons Wat is dat? jij gaat wie tot Je suis ici. nous in goed ils un bureau salut Waar gaat hij naartoe? zeker très C'est quoi? daar is/ daar zijn het huis zij gaan (mannelijk) hebben l'anniver- saire ça va? Ik ga naar ... content tu es Ja vais à ... kijken een papa hoe Bien sûr! Wat is het? le papa de verjaardag la maman le garage ils vont een mama een avondmaal au revoir Hij gaat naar ... de werkkamer tot ziens un magasin ça alors! le dîner formidable een geluk moi Waar is hij? ik heb een winkel vrolijk je suis je zij gaan (vrouwelijk) l'instant alors ik un jeu pour un anniver- saire elles vont hij is hier le bureau Waar ga je naartoe? un papa daar un dîner wij het ogenblik Il va à ... elle a Il va où? zijn Tu es sûre? à ce soir Il est où? ja aimer le cadeau la chance dan la musique zij heeft ils sont qui zij (enkelvoud) Het avondmaal is klaar. de winkel vous êtes il beaucoup tot morgen nous allons un garage elle est zij gaat zij hebben (mannelijk) Ik ben hier. hij gaan Ben je zeker? goededag elles sont wij zijn (nu) al ici de papa een werkkamer en waarom un cadeau non jij prêt tu vas pourquoi een huis mij elle va wij hebben tot gauw zij (vrouwelijk meervoud) la gare où nee maar! Waar ben je? avoir een garage un instant l'école être zij (mannelijk meervoud) sûr de mama elles hallo, dag een geschenk vous Qu'est- ce que c'est? de school Wie is het? een verjaardag je vais een school zij is elles ont Waar gaan jullie naartoe? bon het geschenk jullie zijn/ u bent comment vous allez dans gaat het? une chance nee déjà une maison joyeux une gare jullie hebben/ u hebt oui veel voilà een ogenblik de garage nous sommes de cd klaar het spel het geluk il va wat modern bonjour toi Le dîner est prêt. Regarde un peu jij bent tot vanavond le séjour à bientôt blij, tevreden une école de muziek het avondmaal zij zijn (vrouwelijk) Kijk even. la maison moderne j'ai wij gaan zij hebben (vrouwelijk) à vous avez een station waar Vous allez où? een cd Tu vas où? ils ont un CD jij hebt jou à demain tu een woonkamer Zeker, natuurlijk! een spel quoi elle goed houden van hij heeft ik ben une maman il a jullie gaan/ u gaat formidabel un séjour zij zijn (mannelijk) het station il est et C'est qui? de woonkamer le magasin là le CD bien Tu es où? jullie/u voor regarder aller met avec le jeu heel tu as hij gaat ik ga Elles vont où? nous avons Wat is dat? jij gaat wie tot Je suis ici. nous in goed ils un bureau salut Waar gaat hij naartoe? zeker très C'est quoi? daar is/ daar zijn het huis zij gaan (mannelijk) hebben l'anniver- saire ça va? Ik ga naar ... content tu es Ja vais à ... kijken een papa hoe Bien sûr! Wat is het? le papa de verjaardag la maman le garage ils vont een mama een avondmaal au revoir Hij gaat naar ... de werkkamer tot ziens un magasin ça alors! le dîner formidable een geluk moi Waar is hij? ik heb een winkel vrolijk je suis je zij gaan (vrouwelijk) l'instant alors ik un jeu pour un anniver- saire elles vont hij is hier le bureau Waar ga je naartoe? un papa daar un dîner wij het ogenblik Il va à ... elle a Il va où? zijn Tu es sûre? à ce soir Il est où? ja aimer le cadeau la chance dan la musique zij heeft ils sont qui zij (enkelvoud) Het avondmaal is klaar. de winkel vous êtes il beaucoup tot morgen nous allons un garage elle est zij gaat zij hebben (mannelijk) Ik ben hier. hij gaan Ben je zeker? goededag elles sont wij zijn (nu) al ici de papa een werkkamer en waarom un cadeau non jij prêt tu vas pourquoi een huis mij elle va wij hebben tot gauw zij (vrouwelijk meervoud) la gare où nee maar! Waar ben je? avoir een garage un instant l'école être zij (mannelijk meervoud) sûr de mama elles hallo, dag een geschenk vous Qu'est- ce que c'est? de school Wie is het? een verjaardag je vais een school zij is elles ont Waar gaan jullie naartoe? bon het geschenk jullie zijn/ u bent comment vous allez dans gaat het? une chance
(Print) Use this randomly generated list as your call list when playing the game. There is no need to say the BINGO column name. Place some kind of mark (like an X, a checkmark, a dot, tally mark, etc) on each cell as you announce it, to keep track. You can also cut out each item, place them in a bag and pull words from the bag.
nee
déjà
une maison
joyeux
une gare
jullie hebben/ u hebt
oui
veel
voilà
een ogenblik
de garage
nous sommes
de cd
klaar
het spel
het geluk
il va
wat
modern
bonjour
toi
Le dîner est prêt.
Regarde un peu
jij bent
tot vanavond
le séjour
à bientôt
blij, tevreden
une école
de muziek
het avondmaal
zij zijn (vrouwelijk)
Kijk even.
la maison
moderne
j'ai
wij gaan
zij hebben (vrouwelijk)
à
vous avez
een station
waar
Vous allez où?
een cd
Tu vas où?
ils ont
un CD
jij hebt
jou
à demain
tu
een woonkamer
Zeker, natuurlijk!
een spel
quoi
elle
goed
houden van
hij heeft
ik ben
une maman
il a
jullie gaan/ u gaat
formidabel
un séjour
zij zijn (mannelijk)
het station
il est
et
C'est qui?
de woonkamer
le magasin
là
le CD
bien
Tu es où?
jullie/u
voor
regarder
aller
met
avec
le jeu
heel
tu as
hij gaat
ik ga
Elles vont où?
nous avons
Wat is dat?
jij gaat
wie
tot
Je suis ici.
nous
in
goed
ils
un bureau
salut
Waar gaat hij naartoe?
zeker
très
C'est quoi?
daar is/ daar zijn
het huis
zij gaan (mannelijk)
hebben
l'anniver-saire
ça va?
Ik ga naar ...
content
tu es
Ja vais à ...
kijken
een papa
hoe
Bien sûr!
Wat is het?
le papa
de verjaardag
la maman
le garage
ils vont
een mama
een avondmaal
au revoir
Hij gaat naar ...
de werkkamer
tot ziens
un magasin
ça alors!
le dîner
formidable
een geluk
moi
Waar is hij?
ik heb
een winkel
vrolijk
je suis
je
zij gaan (vrouwelijk)
l'instant
alors
ik
un jeu
pour
un anniver-saire
elles vont
hij is
hier
le bureau
Waar ga je naartoe?
un papa
daar
un dîner
wij
het ogenblik
Il va à ...
elle a
Il va où?
zijn
Tu es sûre?
à ce soir
Il est où?
ja
aimer
le cadeau
la chance
dan
la musique
zij heeft
ils sont
qui
zij (enkelvoud)
Het avondmaal is klaar.
de winkel
vous êtes
il
beaucoup
tot morgen
nous allons
un garage
elle est
zij gaat
zij hebben (mannelijk)
Ik ben hier.
hij
gaan
Ben je zeker?
goededag
elles sont
wij zijn
(nu) al
ici
de papa
een werkkamer
en
waarom
un cadeau
non
jij
prêt
tu vas
pourquoi
een huis
mij
elle va
wij hebben
tot gauw
zij (vrouwelijk meervoud)
la gare
où
nee maar!
Waar ben je?
avoir
een garage
un instant
l'école
être
zij (mannelijk meervoud)
sûr
de mama
elles
hallo, dag
een geschenk
vous
Qu'est-ce que c'est?
de school
Wie is het?
een verjaardag
je vais
een school
zij is
elles ont
Waar gaan jullie naartoe?
bon
het geschenk
jullie zijn/ u bent
comment
vous allez
dans
gaat het?
une chance